Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9783

Datum uitspraak2008-08-07
Datum gepubliceerd2008-08-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers399021 / KG ZA 08-1005 SR/MV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kort Geding. Gedaagde verstuurt naar ongeveer 50 buren van eiseres een brief waarin hij de goede naam en reputatie van eiseres beschadigt. Vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen tot het versturen van een brief met rectificatie wordt toegewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 399021 / KG ZA 08-1005 SR/MV Vonnis in kort geding van 7 augustus 2008 in de zaak van [eiseres] wonende te [woonplaats], eiseres bij dagvaarding van 19 juni 2008, procureur mr. M.S. van Gaalen, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, in persoon verschenen. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd. 1. De procedure Ter terechtzitting van 17 juli 2008 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis ter zitting heeft gewijzigd overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. 2. De feiten 2.1. [eiseres] is gehuwd geweest met [betrokkene 1] die op 18 maart 2005 is overleden. Uit een eerder huwelijk van [betrokkene 1] is [gedaagde] geboren. 2.2. Na het overlijden van [betrokkene 1] bleek hij [gedaagde] bij testament van 7 juni 2002 te hebben onterfd. Partijen hebben vervolgens een procedure gevoerd waarin [gedaagde], teneinde zijn legitieme portie te kunnen vaststellen, afgifte van kopieën van een aantal stukken heeft gevorderd. Deze procedure heeft geleid tot een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2008 waarin de vordering van [gedaagde] gedeeltelijk is toegewezen. [gedaagde] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. 2.3. Bij brief van 5 mei 2008 heeft [gedaagde] aan ongeveer 50 buren van [eiseres] een brief gestuurd met de volgende tekst: Dorpsgenoten van [eiseres] (…) en/of crematiegangers van [betrokkene 1] (…) onderwerp/subject: WAO’er & miljonair Geachte Nieuwsbladlezers, Ik heb sinds de dood van mijn vader bespiegeld of mijn gevoel voor rechtvaardigheid prioriteit verdient boven manipulatie van huwelijkse voorwaarden. Een rondgang in Amstelveen maakte duidelijk dat openheid rechtvaardigheid creëert. Ik maak u deelgenoot van het doen en laten van [eiseres] de zwarte weduwe en haar door wraak gevoede manipulaties. Op [datum] 05 overleed mijn vader, [betrokkene 1], toegewijd vrijmetselaar. De zwarte weduwe belette mij – via valse instructies aan de uitvaarder – afscheid te nemen van mijn vader, ook en privé. Voorts blijkt bij het openen van het testament dat mijn vader – 6 maanden na zijn voorlaatste testament in 2001 – voor het eerst – van de wettelijke verdeling afwijkt. De zwarte weduwe heeft mij – dan legitimaris – sinds 18 maart 2005 de verplichte inzage in de administratie geweigerd, tot zij wordt gedagvaard. Mijn vader heeft mij altijd voorgehouden: ook al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. De zwarte weduwe woonde tot haar 1e huwelijk als secretaresse in een huurflat op [adres], trouwde [datum] in [plaats] (?) en kocht – naar geveinsd, voor eigen rekening – in 1986 [adres] aan, incl. meerwerk dfl 460.000, zonder het vestigen van een hypotheek. Tussen 1987 en 2002 heeft de zwarte weduwe richting gegeven aan het financieel strippen van de 1e echtgenote van [betrokkene 1]; die overigens 31 jaren mede heeft bijgedragen aan de bereikte welstand. De zwarte weduwe heeft erop aangedrongen mij à charge jegens mijn moeder in rechte te betrekken, teneinde het faillissement van mw. [betrokkene 2] te bespoedigen. Illustratief voor deze explosieve strategie op [adres] is de verklaring van een vroegere scharrel van mijn vader waaruit blijkt van de verderfelijke invloed van de zwarte weduwe als het ging om het bewust vervreemden van mij van mijn vader en familie in [plaats]. Na het overlijden van uw flamboyante buurman bleek hij in bezit te zijn van zegge en schrijve euro 14.500 terwijl het vermogen van de zwarte weduwe – WAO’er sinds 1989 – opgelopen was tot 2 miljoen euro. Het zal u duidelijk zijn dat de zwarte weduwe nog wat heeft uit te leggen. Echter ik wil u de manipulatieve gang van zaken tussen [datum] en [datum] niet langer onthouden opdat duidelijk is dat de zwarte weduwe zowel schorpioen als kameleon in zich verenigd weet. Met Hoogachting tekent, (…) 2.4. Op de achterkant van de brief van 5 mei 2008 is een verklaring opgenomen van mevrouw [betrokkene 3] van 23 augustus 2007. Uit deze verklaring blijkt onder meer dat [betrokkene 1] haar gemeld heeft er niet zeker van te zijn of hij wel de vader van [gedaagde] is, dat [betrokkene 1] zijn zoon erfrechtelijk wilde buitensluiten en dat [betrokkene 1] het oogmerk had zijn tweede echtgenote ([eiseres]) te bevoordelen ten nadele van zijn eerste echtgenote (de moeder van [gedaagde]). 2.5. Op 15 mei 2008 heeft de raadsman van [eiseres] [gedaagde] onder meer het volgende geschreven: De door u verzonden brieven bevat een valse voorstelling van zaken en bevat een ontoelaatbare poging de reputatie van cliënte te beschadigen. Ik sommeer u om binnen 7 werkdagen na heden voornoemde dorpsgenoten een brief te sturen waarin u uw excuses aanbiedt en verzoekt om de brief als niet verzonden te beschouwen. Ik sommeer u om binnen 4 werkdagen na heden een concept van uw te verzenden brief door tussenkomst van uw advocaat aan mij voor te leggen. 2.6. Op 9 juli 2008 heeft [gedaagde] een brief gezonden aan diegenen die de brief van 5 mei 2008 hebben ontvangen. De brief van 9 juli 2008 luidt als volgt: Dorpsgenoten van [eiseres] en/of crematiegangers [betrokkene 1] (…) Onderwerp/subject: correctie L.S., D.d. 5 mei 2008 zond ik u een brief met inhoud en toonzetting waarvan achteraf kan worden geconstateerd dat dit niet verstandig is geweest. De inhoud van mijn brief van 5 mei j.l. maakt overigens onderdeel uit van het door mij ingesteld hoger beroep. Ik verzoek u de toegezonden brief, middels dit schrijven, als niet ontvangen te beschouwen. Met Hoogachting tekent, (…) 3. Het geschil 3.1. [eiseres] vordert – kort gezegd – en na wijziging van eis om [gedaagde] op straffe van dwangsommen te veroordelen om een rectificatiebrief te sturen aan de bewoners aan [verschillende adressen] en aan alle overige personen aan wie hij zijn brief van 5 mei 2008 heeft verstuurd, overeenkomstig een concept dat [eiseres] als productie 5 in het geding heeft gebracht. Daarnaast vordert [eiseres] om [gedaagde] te verbieden in welke vorm dan ook naar derden toe negatieve uitlatingen te doen over [eiseres] . 3.2. [eiseres] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat [gedaagde] met de brief van 5 mei 2008 de goede naam en reputatie van [eiseres] (alsmede die van [betrokkene 1]) op ontoelaatbare wijze heeft beschadigd. De inhoud van de brief is volledig in strijd met de waarheid. [eiseres] heeft een zwaarwegend belang bij rectificatie. Zij heeft hiertoe (als productie 5) een concept in het geding gebracht waarvan de tekst als volgt luidt: Geachte heer/mevrouw, Op 5 mei jl. zond ik u een brief waarin ik de reputatie en goede naam van mevrouw [eiseres] op ongeoorloofde wijze heb beschadigd. Op last van Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam in een vonnis d.d. … juli 2008 bied ik u hiervoor mijn excuses aan en verzoek ik u deze brief als niet gezonden te beschouwen. Hoogachtend, [gedaagde] De brief die [gedaagde] op 9 juli 2008 heeft verzonden is niet toereikend. Er worden geen excuses in aangeboden en de mededeling over het hoger beroep is niet relevant. Ook de aanhef van de brief (“crematiegangers [betrokkene 1]”) is grievend. Gezien de ernst van de schending van de reputatie wordt eveneens een verbod voor de toekomst gevorderd, inhoudende dat [gedaagde] zich op geen enkele wijze negatief mag uitlaten over [eiseres]. 3.3. [gedaagde] heeft tegen de vordering – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de toon van de brief van 5 mei 2008 onverstandig was en dat het eveneens onverstandig was de brief te sturen naar de buren van [eiseres]. De inhoud van de brief is echter juist en dit zal ook in het hoger beroep aan de orde komen. Omdat [gedaagde] onwaarheden op het spoor is gekomen en werd tegengewerkt door [eiseres] is hij ertoe gekomen de brief te versturen. Bovendien beroept hij zich op de vrijheid van meningsuiting. De brief van 5 mei 2008 is, aldus [gedaagde], voldoende gecorrigeerd door middel van de brief van 9 juli 2008. [gedaagde] is ook bereid om [eiseres] zijn excuses aan te bieden, maar hij is niet bereid publiekelijk zijn excuses aan te bieden. 4. De beoordeling 4.1. Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) bepaalt onder meer dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privé leven en zijn familie- en gezinsleven. Bescherming tegen aantasting van de eer en goede naam valt onder de bescherming van artikel 8 EVRM. De inhoud van de brief van 5 mei 2008 schendt de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer van [eiseres]. Zij wordt als ‘zwarte weduwe’ op een grievende wijze in een kwaad daglicht gesteld en er worden gegevens over haar privé leven bekend gemaakt aan ongeveer 50 van haar buren die daar niet om hebben gevraagd en die niets te maken hebben met het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. De vraag of deze gegevens feitelijk juist zijn is niet relevant. Ook het openbaar maken van feitelijk juiste gegevens kan immers een schending inhouden van het recht op een persoonlijke levenssfeer. 4.2. Een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer levert in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatig karakter ontnemen. [gedaagde] heeft in dit kader aangevoerd dat hij onwaarheden op het spoor is gekomen en dat [eiseres] hem tegenwerkt, maar dit kan – zo dit al juist is, hetgeen is betwist door [eiseres] – niet als een rechtvaardigingsgrond worden aangemerkt. Zijn geschil met [eiseres] rechtvaardigt immers op geen enkele wijze dat de buren van [eiseres] daarbij worden betrokken. Het geschil tussen partijen zal in hoger beroep aan de orde moeten worden gesteld. Het beroep van [gedaagde] op de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) kan hem evenmin baten. Het versturen van de brief van 5 mei 2008 dient immers geen enkel ander doel dan het beschadigen van Andriese en derhalve geen doel dat artikel 10 EVRM beoogt te beschermen. Voor zover [gedaagde] zich al op het recht van vrijheid van meningsuiting zou kunnen beroepen, wordt geoordeeld dat het recht van [eiseres] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder weegt. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] met het versturen van de brief van 5 mei 2008 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en dat de vorderingen in beginsel voor toewijzing gereed liggen. 4.3. De vordering een rectificatiebrief te sturen naar al diegenen die ook de brief van 5 mei 2008 hebben ontvangen is toewijsbaar, met dien verstande dat iemand niet bij vonnis kan worden veroordeeld zijn excuses te maken. De brief zal dan ook, als na te melden, worden aangepast. Dit laat onverlet dat [gedaagde] er zelf nog voor kan kiezen de zin “Ik bied u hiervoor mijn excuses aan” in de brief op te nemen en wel achter de zinsnede “als niet gezonden te beschouwen”. Aan het verweer van [gedaagde] dat al voldoende aan de belangen van [eiseres] is tegemoet gekomen door middel van het versturen van de brief van 9 juli 2008 zal worden voorbijgegaan. De mededeling in de brief “De inhoud van mijn brief van 5 mei j.l. maakt overigens onderdeel uit van het door mij ingesteld hoger beroep” ontkracht het rectificerende karakter van de brief. De aan de veroordeling te verbinden dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden. 4.4. Gezien de ernst van de schending van de persoonlijke levenssfeer is ook de vordering om [gedaagde] te verbieden in de toekomst negatieve uitlatingen te doen over [eiseres] toewijsbaar, in die zin dat het hem verboden zal worden zich in het openbaar grievend of lasterlijk over haar uit te laten. De veroordeling dient verder te worden beperkt in die zin dat het [gedaagde] niet verboden kan worden om zich in de tussen hem en [eiseres] aanhangige hoger beroepsprocedure over [eiseres] uit te laten. [gedaagde] kan immers niet de mogelijkheid worden ontnomen zijn eigen standpunten in hoger beroep naar voren te brengen en/of verklaringen van getuigen in hoger beroep in te brengen die zijn standpunten ondersteunen. De aan deze veroordeling te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Dat de veroordeling eventueel tot executiegeschillen zou kunnen leiden, weegt in dit geschil minder zwaar dan het belang van [eiseres] om verschoond te blijven van grievende of lasterlijke uitlatingen. 4.5. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op: - dagvaarding EUR 71,80 - vast recht 254,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.141,80 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan de bewoners wonende aan [verschillende adressen] en aan alle overige personen aan wie [gedaagde] de brief van 5 mei 2008 heeft verstuurd een brief te sturen met de volgende tekst en zonder verdere toevoegingen of commentaar: Aan de bewoners van dit huis Geachte heer/mevrouw, Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2008 ben ik veroordeeld tot het versturen van deze brief. Op 5 mei jl. zond ik u een brief over mevrouw [eiseres]. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 7 augustus jl. geoordeeld dat ik in die brief de reputatie en goede naam van mevrouw [eiseres] op ongeoorloofde wijze heb beschadigd en dat ik dit in mijn brief van 9 juli 2008 onvoldoende heb gerectificeerd. Ik verzoek u de brief van 5 mei jl. als niet gezonden te beschouwen. Hoogachtend, [gedaagde] 5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij niet aan de onder 5.1. gegeven veroordeling voldoet, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 500,- per dag, met een maximum van EUR 100.000,-, 5.3. verbiedt [gedaagde] om, met inachtneming van hetgeen onder 4.4 is overwogen, zich in het openbaar grievend of lasterlijk over [eiseres] uit te laten, in welke vorm dan ook, 5.4. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.3 gegeven verbod, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-, met een maximum van EUR 50.000,-, 5.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.141,80, 5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.7. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2008.?